De Keuring
Vóór een instrument wordt opgenomen in het assortiment moet het voldoen aan een aantal criteria. Daarbij is niet alleen de prijs/kwaliteitverhouding belangrijk maar ook dat er bijvoorbeeld een goede relatie is tussen de fabrikant, groothandel en de muziekzaak.
Heeft een bepaald merk een goed aanspreekpunt ofwel vertegenwoordiger en kun je gemakkelijk terugvallen op de fabrieksgarantie. Als zaak (en dus klant) zijnde.
Maar ook of er onderdelen te verkrijgen zijn, liefst tegen een schappelijke prijs met een snelle levering. De meeste Chinese merken zullen bij deze aspecten laag scoren. Om over de internetmerken nog maar te zwijgen...
Een niet te vergeten aspect is of een instrument na een bepaalde periode nog wel een acceptabele restwaarde of inruilwaarde heeft. Of kun je het aan de straatstenen niet kwijt. Uiteindelijk is de prijs-kwaliteitverhouding doorslaggevend. Het prijskaartje is vrij gemakkelijk te beoordelen.
Globaal kun je stellen dat een studie instrument van ca vijfhonderd tot duizend euro zal kosten. Een instrument voor gevorderden ligt al snel rond de vijftien- tot tweeduizend euro. Blaasinstrumenten voor de professional beginnen bij twee-en-een-half à drieduizend en kunnen oplopen tot wel tienduizend euro. Daarboven vind je in de regel niet zoveel of het gebruikte materiaal valt onder de echte edelmetalen…
De kwaliteit van een instrument wordt bepaald door de bouw-, speel- en klankeigenschappen: Bouwtechnische aspecten .
Een goede samenstelling van gebruikte materialen en legeringen, soepel bewegende onderdelen met precisie vervaardigd en een goede beschermlaag (meestal een lak of verzilvering) is belangrijk voor een lange levensduur. Een serieuze fabrikant zal dit dan ook met de hoogst mogelijke aandacht bewerkstelligen.
Voordat er een goed instrument uit de fabriek rolt, is er al een lange weg afgelegd door de technici van de researchafdeling om tot een goed ontwerp te komen. Een goed ontwerp is bepalend voor de speel- en klankeigenschappen.
Speeleigenschappen. Met andere woorden: hoe speelt het instrument?
Diverse zaken komen hierbij kijken.
-
Denk aan de hanteerbaarheid:
-
Blaasinstrumenten worden meestal met beide handen gedragen of in ieder geval bediend, dus de bouw is essentieel. Is het instrument zó gebouwd dat het comfortabel vast te houden is? En heeft het een goede balans en ergonomie? Dit zorgt ervoor dat het instrument lichter aanvoelt (denk aan het zgn. contragewicht bij trombones.) en een goede ergonomie zorgt er bij voorbeeld voor dat het mondstuk op de juiste plaats zit.
-
De muzikant zal daardoor minder energie kwijt zijn in het hanteren van het instrument en zodoende extra energie kunnen steken in het spelen op zich.
En dan de mechanische zaken.
-
De bewegende onderdelen moeten soepel en zonder ongewenste bijgeluiden te bedienen zijn. Het schuifgedeelte van een trombone, de ventielen van een trompet tot de kleppen van een houten blaasinstrument. Het moet allemaal 100% functioneren.
-
Buiten de bediening moet het instrument ook goed aanspreken. Hiermee wordt de mate van comfortabel blazen bedoeld. Hoe gemakkelijk speelt het instrument in de laagte, het middengebied en in de hoogte. Hoe makkelijk kun je zacht (in de muziek ‘piano’ genoemd) en hard (‘forte') spelen. Felle korte tonen (‘staccato’) of verschillende tonen achter elkaar zonder de tonen aan te zetten (‘legato’).
Klankeigenschappen. Onder te verdelen in toon en zuiverheid.
Geluid is niets anders dan trillende luchtdeeltjes die het menselijk gehoor kan waarnemen. Als de trillingen constant zijn, ontstaat er een toon. Is er sprake van ca. 20 trillingen per seconde (20 Hertz), dan kunnen we die (lage) toon horen.
Ons gehoor kan hogere tonen tot ca. 20.000 Hertz waarnemen. Daarnaast moet een toon ergens ontstaan. Bij een koperblaasinstrument zijn dit de lippen van de muzikant en bij een houtenblaasinstrument is dit (meestal) het zgn rietje. Dit noem je de trillingsbron.
Als een muzikant op een instrument blaast worden de trillingen versterkt door het instrument en zal er een toon klinken. Bij het produceren van een toon klinken er echter altijd zogenaamde boventonen mee. Aan de samenstelling van die boventonen (klankspectrum) kunnen we het instrument herkennen. De muzikant heeft hier echter, zij het in mindere mate, ook invloed op.
Een blazer moet dus aan zijn/haar toon werken! Als we praten over zuiverheid, dan wordt er de mate van verhouding tussen de verschillende toonhoogtes mee bedoeld. Alle toonhoogtes (trillingsverhoudingen) liggen bij ons in de Westerse wereld vast. Globaal gezien kunnen we goed beoordelen of een instrument zuiver of vals is.
Het zal u niet vreemd in de oren klinken dat de meeste oren ook beperkingen hebben, zodat (hele) kleine afwijkingen niet altijd waargenomen worden. Hierdoor kan een instrument met (hele) kleine afwijkingen toch als zuiver gezien worden. De (ver)gevorderde muzikant zal, door oefening, hierbij wel kritischer (kunnen) zijn en verdiend daardoor een beter instrument!